- 38 - Aan den stand van de brandstofhefboomen mag niets worden veranderd. § 56 Regulateur. De regulateur regelt de in par. 55 beschreven aantallen
omwentelingen van den motor. Bij juisten stand van de brandstofhandle
(tusschen het middelste en voorste merkteeken) houdt hij het normale aantal
toeren bij onregelmatige belasting bij. § 57 Het voorpompen van brandstof. Wanneer men de motor in bedrijf stelt, moet er brandstof
worden ingespoten; men opent de brandstof-afsluiter (afb. 9) 4 slagen
naar links en beweegt met behulp van de voorpomphandle (zie afb. 36 en
37) de brandstofzuiger 2 tot 3 maal naarvoren en wel met rukjes, zoodat
de brandstof goed verstoven wordt.
|
- 39 - § 58 Het luchtledig maken van de brandstofleiding. Voor de eerste inbedrijfsstelling of wanneer brandstoffilter,
brandstofleiding of brandstofsproeier gedemonteerd waren of na stilstand
van de motor tengevolge van gebrek aan brandstof, moet de brandstofleiding
luchtledig gemaakt worden. Men schroeft de aansluiting, die de brandstofleiding
met de sproeier verbindt, volledig los (afb. 43) en de aansluiting van
deze leiding aan de brandstofpomp gedeeltelijk, draaie daarna de leiding
van de sproeier weg en schroeve de aansluiting aan de brandstofpomp wederom
vast. Nu opent men de brandstof-afsluiter (afb. 9) en pompt met behulp
van de voorpomphandle (vergel. par. 57) zoolang brandstof, tot deze uit
de brandstofleiding zonder luchtbelletjes te voorschijn komt. Dan moet
men de verbinding met de brandstofpomp weer een beetje losdraaien en de
brandstofleiding aan de sproeier vastschroeven. Het losdraaien van de
aansluiting met de brandstofpomp moet noodzakelijk gebeuren, daar anders
de brandstofleiding wordt afgewrongen. § 59 De kleppen van de brandstofpomp. Om zeker te zijn van een onberispelijke verbranding der
ruwolie, moeten de kleppen der brandstofpomp goed afdichten. Ter controle
der brandstofkleppen schroeft men de brandstofdrukleiding van de brandstofsproeier
los zooals in par. 58 beschreven is en opent de brandstofafsluiter (afb.
9). Wanneer de kleppen lek zijn, druppelt de brandstof uit de leiding,
zonder dat de zuiger van de brandstofpomp wordt bewogen. De kleppen kunnen
lek zijn, doordat de zittingen te veel afgesleten zijn of doordat er vuil
tusschen klep en klepzetel is geraakt.
|