A-32 DE KOELING VAN DE MOTOR.

Het is wel algemeen bekend, dat de talloze, snel op elkander volgende verbrandingen, die in een motor optreden, het nood­zakelijk maken, de cylinders op een of andere wijze te koelen, omdat ze anders veel te heet zouden worden. Inderdaad, hoe jammer dit ook is en hoezeer wij mochten wensen, dat het nog moge verbeteren, het blijft voorlopig nog een feit, dat wij van onze kostbare calorieën, welke bij de verbranding uit de brandstof vrij komen, slechts een gedeelte kunnen omzetten in arbeidsvermogen. De rest blijft als overtollige warmte bestaan en moet met bekwame spoed worden weggewerkt, wil de motor niet heetlopen. Wie voorzichtig met de hand de uitmonding van de knalpijp van een belast werkende tractormotor nadert, kan gewaar worden, hoeveel hitte met de verbrandingsgassen wordt afgevoerd. De warmte, die echter ,,in de cylinderwanden, zuigerbodems, kleppen, bougies, enz. is getrokken", moet eveneens worden weggewerkt, omdat deze organen anders veel te heet worden. Van de zuigers wordt veel warmte afgevoerd door de smeerolie, die er aan de onderzijde tegenaan spat. Voorts staan ze via de oliefilm een deel van hun warmte af aan de cylinderwanden, terwijl ten slotte de telkens vers aangevoerde verbrandingslucht ook nog koelend werkt. De cylinderwanden, klepgeleiders en bougies moeten door een luchtstroom of door water worden gekoeld. De luchtkoeling kennen we allen wel van de motorrijwielen : de warmte wordt van binnen uit via de koelribben aan de lucht overgedragen. Bij waterkoeling zijn de cylinders en de kleppenkamers door een watermantel omgeven. Bij sommige kleinere motoren wordt de z.g. verdampingskoeling toegepast ; men laat dan het koelwater eenvoudig „verkoken" en onttrekt de hiervoor benodigde warmte aan de cylinderwanden, etc. De meeste motoren zijn echter van een koelsysteem met watercirculatie voorzien, zoals in figuur 36 is afgebeeld. De grondgedachte hierbij is een constante hoeveelheid water te bezigen en dit water in het systeem te laten circuleren : in de koelruimten van de motor neemt het de overtollige warmte in zich op en in de radiateur staat het deze warmte weer af aan de lucht, die tussen de dunwandige — van koelribben voorziene — waterpijpjes doorsnelt.


Fig. 36. Koelsysteem Caterpillar.

 

Wij weten, dat de waterpomp dient om de circulatie van het koelwater te bevorderen, terwijl de ventilateur ervoor zorgt, dat een flinke luchtstroom door de radiateur kan worden getrokken.
Het spreekwoord zegt: „Effen is kwaad treffen" en een motor is zeer op een precieze verzorging gesteld. Hij wil het niet te warm hebben, maar zeker ook niet te koud ! In beide gevallen kunnen ernstige moeilijkheden optreden. Het beste is, het koelwater op ongeveer 85° Celsius te houden, dit is een gemiddelde waarde ; sommige motoren moeten iets koeler blijven, andere kunnen een iets hogere temperatuur verdragen en lopen zelfs het best, wanneer het water ,,tegen-koken-aan" staat.
Wanneer de motor nog geheel koud is, heeft het geen zin om dadelijk op volle kracht te gaan koelen ; integendeel zullen we, om de machine zo snel mogelijk op temperatuur te kunnen brengen, de normale koeling tijdelijk moeten verminderen. Rol- of schuifgordijntjes of jalouzieën vóór de radiateur hebben de kennelijke bedoeling de luchtstroom tijdelijk geheel of — bij werken met lage belasting — ten dele buiten werking te stellen. Een ander middel om het koelwater in de motor snel op temperatuur te laten komen is de thermostaat, die in figuur 35 duidelijk te zien is en waarvan we in figuur 36 het effect kunnen nagaan.
De themostaat bestaat uit een klep, welke in de bovenste waterleiding is opgenomen. Deze veer is van een bijzondere samenstelling en bevindt zich in het water in de buis. Is dit water koud — d.w.z. heeft het een temperatuur beneden 70° C. — dan houdt de veer de klep dicht. Wordt het water warmer — b.v. boven 70° C. — dan wordt ook de veer warmer en draait ze de klep open.
De overgangen van gesloten naar geopende stand en omgekeerd geschieden geleidelijk. Voor de motor betekent dit het volgende: Bij koude machine is de thermostaatklep gesloten. Het koelwater kan dus niet naar de radiateur worden afgevoerd en evenmin stroomt koud water naar de koelmantels toe. De waterpomp werkt echter normaal door : het uit de koelmantels stromende water botst, tegen de gesloten thermostaatklep aan en keert nu van richting om, passeert de waterpomp en treedt aan de onderzijde van de koelmantels weer binnen. Eerst later, wanneer de thermostaat opent, wordt de radiateur weer in het circuit van het water opgenomen. Het is duidelijk, dat op deze wijze het koelwater in de koelmantels sneller op de juiste werktemperatuur zal kunnen komen.

Ten einde snelle slijtage van de tractor en daardoor storingen in het bedrijf te voorkomen is het regelmatig smeren van alle onderdelen noodzakelijk.

 

Dit is de afbeelding van een gasolie-vultrechter genoemd onder Algemene Wenken.


 

Inhoudsopgave

volgende pagina

 

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010