Nederlandse index
Homepage
English index

 

- 70 -

 

Het drijfwerk.

§ 73

Het drijfwerk (afb. 71 en 72).

Het drijfwerk bestaat uit een op de krukas zittend tandwiel, hetwelk indirect in verbinding staat met de koppeling. Verder een tusschenwiel, wisselwielen, overbrengingswielen (afb. 71 en 72), het differentiëel (afb. 73), de 2/3 deelige achterassen en de hieraan direct aangebouwde achterwielen, welker adhaesie met de weg of door middel van de grijpers in de losse akker, de voortbeweging van de tractor mogelijk maakt.

De wisselwielen.

De landbouwtractor model N, P en S heeft 3 versnellingen voorwaarts en één achterwaarts, die met de hefboom G afb. 5 geschakeld worden.

Het schakelen moet altijd geschieden wanneer de koppeling uitgerukt is en om het geheele drijfwerk en de machines zooveel mogelijk te sparen, mag de schakeling niet tijdens het rijden plaats vinden. Alle onderdeelen zijn zoodanig geconstrueerd, dat men ook in de tweede en derde versnelling vanaf stilstand tot rijden kan overgaan, ook wanneer de tractor belast is. Door ruw schakelen kunnen onderdeelen van het drijfwerk worden beschadigd; het schakelen moet derhalve geruischloos zijn.

Indien men een helling afgaat, dan schakelt men dezelfde versnelling in welke zou worden gebruikt bij het oprijden dezer helling. Voor het stoppen van de tractor moet men ontkoppelen en de schakelhefboom in de middenstand plaatsen.

- 71 -

 

 

§ 74

Schakeling.

Afb. 74 toont de schakelhefboom voor de diverse versnellingen in zijn middenstand, waaruit hij getrokken wordt voor:

I. versnelling voorwaarts: naar achteren en dan naar links
II versnelling voorwaarts:  naar voren en dan naar links
III versnelling voorwaarts: naar voren en dan naar rechts
R versnelling achteruit:     naar achteren en dan naar links

Bij het inschakelen in één of andere versnelling lette men erop, dat aan het einde der hiervoor te verrichten handeling het gedeelte van den schakelhefboom in een z.g. slot snapt, waardoor de hefboom ca. 1 cm (bij I ste versnelling en achteruit rijden) naar voren springt. De hefboom springt 1 cm achteruit bij het schakelen in de tweede en derde versnelling. Dienovereenkomstig moet de schakelhefboom bij het uitschakelen uit zijn versnelling door een korte voorwaartsche of achterwaartsche beweging wederom ontgrendeld worden, voordat men hem weer in omgekeerde pijlrichting kan terugbrengen in zijn middenstand.

Indien men de hefboom niet kan inschakelen, komt dit doordat een paar tandwielen in het drijfwerk ongunstig ten opzichte van elkaar staan. In dit geval brengt men de hefboom wederom in zijn middenstand en rukt de koppeling eventjes in en daarna weer uit; dan zal zeker de verlangde versnelling ingeschakeld kunnen worden.

 

Vorige pagina

Start van de handleiding

Venster sluiten

Volgende pagina