CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK IX — BRANDSTOFSYSTEMEN VAN DIESELMOTOREN

 

Tevens dient een klein cilindrisch gedeelte van deze klep, de ontlastzuiger, ervoor, om bij het afsluiten een kleine hoeveelheid brandstof uit de persleiding terug te zuigen, voordat de schuine rand van de klep de leiding sluit. Hierdoor valt de druk, welke anders in de leiding zou blijven heersen en welke nadruppelen van de verstuiver kan veroorzaken, geheel weg.

Naast deze ontlastklep, welke een vaste lichthoogte heeft, bestaat er nog een andere soort klep zonder vaste lichthoogte (fig. 4). Deze klep heeft aan de omtrek vier uitgefreesde groeven, welke geleidelijk uitlopen tot op de oorspronkelijke diameter. Naarmate de hoeveelheid brandstof welke door deze groeven passeert groter wordt, wordt ook de klep verder gelicht. Iedere motor heeft, zoals wel bekend zal zijn, een rookgrens. Deze wordt bereikt op het moment dat de hoeveelheid ingespoten brandstof te groot is in verhouding tot de in de cilinder aanwezige lucht. Een bepaald volume lucht immers kan maar een bepaalde hoeveelheid brandstof volledig verbranden. De hoeveelheid teveel ingespoten brandstof is niet alleen nutteloos maar ook schadelijk (b.v. roet- en koolvorming).

Iedere brandstofpomp wordt hierom op een bepaalde maximum hoeveelheid afgesteld door middel van een rookstop (fig. 5). Met de rookstop wordt de uitslag van de regelstang begrensd. Deze rookstop is ook nog zichtbaar in fig. 4 van afb. A 42 vlak onder de toevoerleiding. De regelstang steekt met het uiteinde in de rookstop en kan hierin vrij bewegen. Deze wordt in de stand voor maximum inspuiting begrensd door de stelschroef welke voor de maximum hoeveelheid brandstof kan worden ingesteld; de stelschroef is geborgd door een splitpen. Deze afstelling is door de fabriek verzegeld en het zegel mag binnen de garantietijd niet door onbevoegden verbroken worden daar dan de garantie vervalt.

De verbinding tussen pomp en motor wordt door een speciale koppeling tot stand gebracht (zie fig. 6).

Daar de brandstofpomp met terugstroomregeling steeds een constante slag heeft is ook het moment van de inspuiting steeds gelijk. De ideale toestand is dat bij hoger toerental van de motor de inspuiting iets vervroegd wordt en dat bij het starten de inspuiting iets later plaats vindt. Dit is bereikt bij de plunjers van de brandstofpomp uit fig. 7. Hiertoe is op de plunjer aan de zijde van de minimum/maximum opbrengst een schuine kant aangebracht. Hierdoor komt het moment, dat de plunjer de opening afsluit, later en dus de inspuiting ook. Het vervroegd inspuiten bij hoger toerental heeft men bereikt door bovenaan het regelvlak een tweede schuine kant te maken.

 

 

Vragen § 36 tot en met 39.

1. Hoe is het inspuitsysteem van een dieselmotor samengesteld? Maak een schets.

2. Welke druk geeft de toevoerpomp?

3. Beschrijf en schets de zuigertoevoerpomp.

4. Beschrijf en schets de werking en samenstelling van een doekviltfilter.

5. Beschrijf een brandstofpomp.

6. Hoe regelt men de opbrengst van een brandstofpomp?

7. Waarvoor dient de ontlastklep? Maak hiervan een schets. Maak tevens een schets van de persklep.

8. Waarvoor dient de rookstop?

9. Hoe bereikt men vóór- of na-ontsteking bij een dieselmotor?

 

Blad 76 — Zie hierbij Afb. A 42 en A 43

 

Blad 75           Blad 76a

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010