Nederlandse index
Homepage
English index

 

ruimten rolt te veel sterk verkruimelde grond, die
gemakkelijk verslempt. Een juiste verhouding tussen
ploegbreedte en ploegdiepte is dan ook zeer belangrijk.
Deze verhouding is bij een eenschaarploeg gemakke-
lijker te verwezenlijken dan bij een meerscharige.
Van de bij sommige meerschaarploegen aanwezige ver-
stelmogelijkheid wordt praktisch geen gebruik gemaakt.

f. het tijdstip van ploegen

Het is voor het verkrijgen én voor het behouden van een
goede structuur van groot belang dat iedere grondbe-
werking onder zo gunstig mogelijke omstandigheden
uitgevoerd wordt. Vooral omdat de weersomstandig-
heden in de herfst minder gunstig zijn, is het juiste tijd-
stip moeilijk te bepalen. Begint men vroeg, dan kunnen
deze percelen vooral na een zachte winter in het voor-
jaar hinder van onkruid hebben. Speciaal duist (winter-
gras) kan dan soms een moeilijk te bestrijden onkruid
zijn.
Het zal voor de meeste gronden, doch in het bijzonder
voor zware kleigronden, van belang zijn, dat zij voor de
winter liefst voor begin november klaargeploegd zijn.
Met een goed uitgeruste ploeg, voorzien van goede
voorscharen en kouters, kan men de zware kleigronden
in het laatst van september al beginnen op wintervoor
te ploegen. De verweringstijd wordt op deze wijze aan-
merkelijk verlengd, hetgeen de homogenisatie van de
bouwvoor sterk bevordert. In de praktijk is wel ge-
bleken, dat een goede structuur door een tijdig klaar
zijn van het wintervoorploegen wordt bevorderd. Per-
celen met weinig opslag of andere begroeiing die begin
november nog bewerkt moeten worden, kunnen in het
algemeen met voordeel gespit worden.
Moet er door omstandigheden toch na de winter nog
geploegd worden, dan is niet altijd mogelijk een goed
zaaibed te krijgen. Enkele nachtvorsten na de winter
kunnen nog heel wat goedmaken; het is echter niet
raadzaam hierop te speculeren. Wanneer lichte gronden
voor de winter geploegd en sterk met onkruid bezet zijn,
kunnen deze vaak zonder bezwaar in het voorjaar nog
eens worden geploegd.
In een droge tijd kan dit echter ook wel eens tot gevolg
hebben dat de grond te veel uitdroogt. De zaden zullen
minder gemakkelijk ontkiemen en de stand van het ge-
was zal dan ook vaak onregelmatig zijn. In het N.O. van
ons land op de zand- en veenkoloniale gronden wordt
daarom veel gebruik van de vorenpakker gemaakt. Dit
werktuig wordt in het algemeen op zandgronden in het
overige deel van ons land nog veel te weinig gebruikt.
Om structuurbederf te voorkomen moet ploegen onder
te natte omstandigheden zoveel mogelijk worden ver-
meden. De grond wordt vooral door het slippen van
trekkerwielen dichtgesmeerd, waardoor de doorlaat-
baarheid van de grond sterk achteruitgaat. Na het ploe-
gen van dergelijke percelen lijkt het structuurbederf
soms ogenschijnlijk mee te vallen, doch in werkelijkheid
heeft men de natte, stukgereden grond juist onder in de
bouwvoor gebracht. In het voorjaar drogen deze gron-

den slechts zeer langzaam en zijn bij het zaaiklaar ma-
ken vaak moeilijk te bewerken. Op de meeste bedrijven
is het dan ook aan te bevelen de natte zware percelen
het eerst te ploegen en de droge of lichtere gronden
voor het laatst te bewaren.
Men bedenke, dat reeds bij het ploegen gemaakte fou-
ten niet altijd even gemakkelijk te herstellen zijn. Bij
het zaaiklaar maken, zaaien en verzorgen ondervindt
men dan meestal weer andere moeilijkheden met als
eindresultaat onregelmatige stand van de gewassen en
matige opbrengst.

g. methoden bij het ploegen

rondgaand ploegen

Rondgaande ploegen kunnen zowel één- als meerscha-
rig zijn.
Stoppelploegen zijn meestal meerscharig en hebben
soms wel 6-7 scharen. Met dergelijke typen kunnen de
kanten van percelen gemakkelijk worden geploegd.
Zoals de naam reeds aangeeft, kan met deze ploegen
rondgaande worden geploegd. Al naar gelang de plaats
waar men op het perceel begint, zal men dus één of
twee voren hebben.
Begint men bijvoorbeeld aan de kanten van het perceel,
dan krijgt men één middenvoor. Begint men op het mid-
den van het perceel dan krijgt men twee eindvoren aan
de kanten. Deze voren zijn bij het machinaal verzorgen
en bij het oogsten van het gewas hinderlijk. Een ander
nadeel is, dat de wendakkers tijdens een natte periode
soms erg worden stukgereden. De voordelen van de
rondgaande ploegen zijn, dat deze gemakkelijk af te
stellen zijn, dat de grondlegging tamelijk regelmatig is
en dat deze ploegen minder wegen dan een keerploeg.

heen- en weergaand ploegen

Heen- en weergaande ploegen kunnen worden onder-
verdeeld in wentel-, kantel-, tweeling- en kipploegen.
Hiervan zijn de eerste twee de belangrijkste terwijl de
laatste twee nog slechts sporadisch verkocht worden.
Heen- en weergaande ploegen hebben de volgende
voordelen t.o.v. rondgaande ploegen:
1. Minder voren in het land.
2. Minder verrijden van de wendakkers.
3. Vooral op gerende percelen een grotere prestatie
bij dezelfde werkbreedte.
De nadelen t.o.v. de rondgaande ploegen zijn:
1. Hoger gewicht, vooral bij typen met meer dan twee
scharen.
2. Moeilijker afstellen.
Het laatste nadeel is op te heffen door zich in de afstel-
mogelijkheden te verdiepen.
Het eerstgenoemde nadeel is moeilijker te ondervangen.
Het zal niet anders kunnen worden opgelost dan door
het construeren van halfgedragen typen, d.w.z. dat de
aanbouwploeg aan de achterzijde op een steunwiel rust,
zoals dit reeds in het buitenland, ook bij vier- en meer-
scharige aanbouwploegen wordt toegepast, fig. 1.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina