Nederlandse index
Homepage
English index

 

 

fig. 16-I      Te diep gelegen schaarsnede

fig. 17-I      Te hoog gelegen schaarsnede

fig. 18-I      Correcte stand van de schaarsnede

fig. 19-I      Ploeglichaam met cilindrisch rister

schaar zijn oorspronkelijke maten en model herkrijgt.
Is dit niet het geval, dan is het meestal onmogelijk de
ploeg goed te laten werken. In fig. 16 ligt de schaar-
snede onder de lijn van het rister, waardoor de schaar
steeds dieper de grond in wil gaan en de ploeg op de
kop gaat lopen.
In fig. 17 is de snede hoger gelegen dan de risterkrom-
ming en zal de schaar niet de grond in willen. De
schaarsnede zal dan aan de achterkant over meer dan
een halve centimeter glad worden. De ploeg rust in dit
geval niet alleen op het zooiijzer, maar ook op de
schaar. Krijgt men de ploeg met kunst- en vliegwerk
toch in de grond, dan zal hij de neiging hebben om
steeds ondieper te gaan lopen. Het is duidelijk, dat dan
veel kracht nutteloos wordt verspild. Fig. 18 toont de
juiste stand, waarbij een vloeiende overgang van schaar
en rister verkregen wordt. Wanneer men noodgedwon-
gen een niet originele schaar aan een ploeg moet zetten,
zal men ook op deze punten moeten letten. Tevens moet
men er op toezien, dat de schaar op de bevestigings-
plaats aan het rister de juiste dikte heeft. Is de schaar
dunner, dan krijgt men een stootkant. Is de schaar
dikker, dan is het minder bezwaarlijk. Er is nu geen
stootkant, terwijl de verhoging spoedig afslijt. Het is bij
een nieuwe schaar vaak aan te bevelen hem glad te
slijpen of te polijsten. Men krijgt dan beter ploegwerk
en de ploeg zal in het begin niet extra zwaar trekken.

 

het rister

 

Het rister is wel het werkzame deel van een ploeg. Het
verzorgt een zijdelingse verplaatsing, een kering, een
weinig menging en in samenwerking met de schaar een
meer of minder sterke verkruimeling van de grond. In
welke mate een en ander geschiedt hangt af van de
stand van de schaar en van de stand en de vorm van
het rister. Zoals gezegd, moet de schaar goed bij het
rister aansluiten, zodat schaar en rister één geheel
vormen. Verder is het zoolijzer, dat de zijdelingse en
verticale krachten van het schaar en het rister moet
opvangen, daarmee onverbrekelijk verbonden.
De twee extreme ristervormen zijn:
1. Het cilindrische rister, fig. 19.
2. Het schroefvormige rister, fig. 20.

 

fig. 20-I     ploeglichaam met schroefvormig rister
                 b = afstand van het achterste punt tot het zoolijzer
                 a = hoek tussen de risterdiagonaal en het zoolijzer

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina