- 24 -

Oliepeil in het oliereservoir controleren (volgens tekening No. 46).

Motor stopzetten
Alle aangekoppelde werktuigen in de
onderste stand zetten (cylinders geheel
ingeschoven).

Het oliepeil moet tussen de beide merkstrepen op de oliepeilstok liggen. Wordt een aangekoppeld werktuig hydraulisch geheven en later van de trekker afgekoppeld, dan blijft een gedeelte van de olie uit de hydr. installatie van de trekker achter in de werkcylinder van het werktuig. Daarom, bij het aankoppelen van andere werktuigen steeds het oliepeil controleren.

Het filter in de vulopening (volgens tekening No. 47) bij het vullen nooit verwijderen.

Bij langzaam draaiende motor het bedieningshandle op "heffen" en "zakken" zetten. Vervolgens de motor stopzetten en het oliepeil nogmaals controleren in de stand "zakken", zonodig olie bijvullen.

Het is van belang, steeds dezelfde oliesoort te gebruiken, evenals bij de motor.

Het verversen van de olie

moet voor de eerste maal tegelijk met de tweede motor-olie verversing geschieden (na 30 bedrijfsuren) daarna elk half jaar. Wij bevelen U aan, om het verversen van de olie in het begin van de winter en de zomer door Uw service-werkplaats te laten uitvoeren !

Het oliefilter (volgens tekening No. 48) moet na elke 300 bedrijfsuren schoongemaakt worden. Hiervoor de bouten uit het filterdeksel draaien en het deksel en filterelement met filterpot verwijderen. Vuile olie in de filterpot mag niet meer gebruikt worden. Het filterelement in de filterdop in schone brandstof schoonmaken (dieselolie) en opnieuw monteren. De magneet schoonmaken. Daarna het filterdeksel weer monteren. Let op de pakking!

Het luchtfilter op het oliereservoir (volgens tekening No. 49) moet na elke 300 bedrijfsuren schoongemaakt worden. Vóór het verwijderen van het luchtfilter, het oliereservoir aan de buitenkant eerst schoonmaken, opdat geen vuil in de olie valt. Het luchtfilter in dieselolie uitwassen en indien mogelijk, van binnenuit met perslucht schoonblazen. Daarna in motorolie drenken en weer monteren.

- 25 -

De V-snaar van de oliepomp moet evenals de andere V-snaren aan de motor, zo nu en dan, op de juiste spanning gecontroleerd en zonodig gespannen worden. Dit kan het beste tegelijk met de V-snaren van de motor gebeuren. Voor het spannen de schroeven losdraaien en de pomp in de sleufgaten zo ver verschuiven, tot de V-snaar de juiste spanning heeft. Vervolgens de oliepomp weer goed vastzetten (volgens tekening No. 50).

De hydr. installatie ontlucht zich tijdens bedrijf automatisch. Wanneer echter te weinig olie in het oliereservoir is, of de installatie ergens lek is, moet de installatie na het opheffen van de storing ontlucht worden. Dit doet men, door bij langzaam draaiende motor het bedieningshandle van de hefinrichting en de afruk-koppeling enige malen van "nul" op "heffen" en "zakken" te zetten. Na 10 min. werktijd is de hydr. installatie ontlucht.

HET JUISTE ONDERHOUD VAN DE BANDEN BESPAART ONKOSTEN !

Voor goed onderhoud is de bandenspanning van doorslaggevende betekenis.

Bij werkzaamheden met de voorlader, moeten de voorwielbanden de volle spanning hebben. Vergelijkt U Uw bandenspannings-meter met een geijkte meter van een goed ingericht tankstation. U kunt dan rekening houden met de afwijking van Uw eigen meter.

Te hoge banden spanning verlaagt het trekvermogen en verhoogt de slip op de akker.

Bij te lage banden spanning zal door het sterke uitbuilen van de zijwangen, het karkas vernield worden, waardoor de band onbruikbaar wordt.

Bij het rijden over stenen worden de velgen beschadigd, het loopvlak kan eveneens stukgeslagen worden. Wanneer de trekker gedurende langere tijd niet gebruikt wordt, is het aan te bevelen, om Uw trekker op blokken te zetten, met de banden los van de grond.
De bandenindustrie geeft belangrijke voorschriften over het onderhoud van trekker-banden uit. deze kunt U bij Uw werkplaats of bij een banden-handelaar verkrijgen. Zie bovendien het "Vredestein-onderhoudsboekje".