Op de boerderij.

 

INLEIDING

 

Dit boekje, dat geschreven is ten dienste van allen, die in de praktijk met landbouwtractoren te maken hebben, dankt zijn ontstaan aan de navolgende overwegingen.Naarmate de toepassing van allerlei machines in het algemeen en van de landbouwtractoren in het bijzonder ten plattelande in de loop der jaren is toegenomen, heeft zich onder de boerenbevolking een steeds stijgende belangstelling voor vraagstukken van technische aard ontwikkeld.De boer, die vroeger met paard en wagen reed, maakt thans reeds in ruime mate van autotractie gebruik.
Tal van werkzaamheden, die voorheen door handkracht werden verricht, of waarvoor het paard werd gebezigd, geschieden tegenwoordig langs machinale weg en het aantal tractoren, alsmede kleine en grotere stationaire motoren, neemt nog voortdurend toe. In de grotere bedrijven wordt de landbouwtractor reeds jaren op ruime schaal toegepast; kleinere ondernemers, die voor zo een machine geen werk genoeg hebben om deze lonend te exploiteren, maken veelvuldig van de diensten der loondorsers en -ploegers gebruik, die hen dus met hun tractor en toebehoren komen bezoeken. Ook coöperatieve aankoop van een of meer tractoren wordt veelvuldig toegepast.
Vanzelfsprekend heeft de invoering van de tractor haar invloed tot in brede kringen der bevolking doen gelden. De dorpssmid van vroeger is met zijn tijd meegegaan en menige smederij is reeds tot een modern ingerichte herstelplaats voor motoren en tractoren uitgegroeid.
De „Motor", die voorheen voor velen een min of meer geheimzinnig ding was, is een onmisbaar gemeengoed geworden en juist omdat de machine zo nauw met het moderne bedrijf is samengeweven, is men er meer belang in gaan stellen.
Zoals het stoere werkpaard voor de boer een onmisbare vriend is, waar alle goede zorgen aan worden besteed, zo is ook de landbouwtractor een uitermate belangrijk gebruiksobject geworden, waar men niet meer buiten kan en waar men dus ook alles voor over heeft om een betrouwbare en economische exploitatie in de hand te werken.
Hiervoor is echter een zekere mate van kennis van zaken vereist en hoe meer men van landbouwtractoren op de hoogte is, des te beter is het.
De moderne landman wil weten, waar hij aan toe is, omdat gemis aan kennis hem geld kan kosten.
De boerenknecht of de machinist, die geregeld met de tractor moet werken, interesseert zich evenzeer voor de machine, die aan zijn zorgen is toevertrouwd en stelt er een eer in, zo voordelig mogelijk en met een minimum aan bedrijfsstoringen en reparatiekosten te kunnen werken.
De tractorreparateur van heden heeft zijn gehele bedrijf erop ingesteld, om snel en efficiënt te werken en moet hiertoe over een ruime mate van vakkennis kunnen beschikken. Hij moet op de hoogte zijn van benzinemotoren, petroleummotoren, semi-Diesels en snellopende Diesels.
De moderne landbouwtractor, die geheel overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant wordt behandeld en onderhouden, zal in de regel maar zelden moeilijkheden opleveren. In de praktijk komt men echter toch soms wel voor problemen te staan, waar men niet op had gerekend. Vooral wanneer men van onmiddellijke hulp verstoken is, zoals op afgelegen plaatsen nog wel voorkomt, kan het van groot nut zijn te weten waar men aan toe is, omdat in vele gevallen het onverwijld treffen van de juiste maatregelen vaak erger kan helpen voorkomen. De man, die „hart" voor zijn machine heeft, zal het niet alleen nuttig en zelfs noodzakelijk vinden om zijn machine door en door te kennen, maar zal het tevens interessant vinden om de oorzaak van het euvel op te sporen wanneer de machine kuren begint te vertonen.
Nog betrekkelijk weinigen zijn er bijvoorbeeld van doordrongen, dat een verkeerd verlopende verbranding in de motor de gehele smering van de machine in gevaar kan brengen met alle gevolgen, die daar weer uit voortkomen. Dit betekent dus, dat de oorzaak van eventuele bezwaren, die men positief aan een of andere smeerolie zou wijten, in het geheel niet in de olie schuilt: het beduidt dus tevens, dat het experimenteren met allerlei andere oliën volkomen nutteloos is, terwijl, indien de ware oorzaak — in casu de gebrek­kige verbranding — niet direct verholpen wordt, men groot gevaar loopt, dat ernstiger storingen en defecten optreden. Is het nu niet interessant hier méér van te weten ? En is het geen aantrekkelijke sport om te leren, hoe men in de kortst mogelijke tijd de oorzaak van een storingsverschijnsel op kan sporen ?
Hoe duidelijker wij het verband tussen oorzaak en gevolg en omgekeerd leren zien, des te gemakkelijker zal het ons vallen, voor de meest voorkomende storingsverschijnselen de juiste verklaring te kunnen vinden : dit betekent dus, dat we de oorzaak herkennen en verhelpen, waardoor tevens meestal ook een herhaling van het euvel kan worden voorkomen !
Dit boekje nu, dat door de praktijk voor de praktijk is ontstaan, bevat een beknopt overzicht van enige der belangrijkste problemen op dit gebied.
Het dient dus niet, om de handleiding van de fabrikant van enige tractor te vervangen : integendeel zal het er ons veeleer toe brengen die handleiding nog eens met extra aandacht te gaan bestuderen. De voornaamste bedoeling van het werkje is, de belangstelling voor onze zo interessante en nuttige landbouwtractoren te verhogen en het algemeen technisch inzicht van allen, die hier belang bij hebben, zoveel mogelijk te helpen verruimen.

 

HOE MEN HET BOEKJE KAN GEBRUIKEN.

Zoals men reeds bij een oppervlakkige beschouwing van de inhoud zal bemerken, bestaat dit werkje uit drie delen : A, B en C.

Het eerste deel bevat uitsluitend beschrijvingen van bouw en werking van verschillende motoren en wat daarmede verband houdt; dit is dus de A serie.

Het tweede deel handelt over verschillende storingen ; het is de B serie, waarin de diverse motorsoorten bovendien groepsgewijze zijn gerangschikt, in carburatormotoren, gloeikopmotoren en Diesels.

Het derde deel, de C groep, is gewijd aan de bespreking van enige belangrijke verschijnselen, die in de praktijk kunnen optreden. Wie tijd en lust heeft, het boekje van het begin tot het einde door te lezen, zal bemerken, dat de afzonderlijke delen toch een aaneengesloten geheel vormen, zodat men van de verdeling geen bezwaar ondervindt.

Wil men bij storingen echter zo spoedig mogelijk tot de juiste oplossing komen, dan begint men met de B serie te raadplegen en kan men het eerste deel overslaan.

Treden vreemde, afwijkende verschijnselen op, zo raadplege men groep C.

 

Aan de arbeid.

 

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010