Nederlandse index
Homepage
English index

 

fig. 60-VIII Werk PZ cyclomaaier (Landbouwmechanisatie)

§ 3 machines voor het schudden, harken en keren

Gemaaid groenvoer moet, zoals reeds in het begin van dit hoofdstuk werd vermeld regelmatig worden geschud en/of gekeerd. Het wordt des avonds veelal in nachtwiersen gebracht, welke des morgens weer worden gespreid, terwijl het gewas voor het opperen of het inhalen in dikke wiersen moet worden gebracht. Er zijn voor al deze werkzaamheden gespecialiseerde en meer universele machines. Het is bij de laatste meestal zo, dat zij voor bepaalde werkzaamheden beter geschikt zijn dan voor andere. Op grotere bedrijven treft men dan ook vaak twee elkaar aanvullende machines aan. Schudders kunnen meestal schudden en spreiden, soms ook nachtwiersen maken. Harkkeerders kunnen zwaden keren en wiersen maken; harkschudders kunnen schudden, spreiden en wiersen maken; terwijl harkkeerderschudders bovendien nog zwaden kunnen keren. Harken en schuiven kunnen het gewas uitsluitend bij elkaar schuiven. Er is de laatste jaren een ontwikkeling gaande, waarbij het onderscheid tussen de verschillende groepen wat minder duidelijk is geworden. Zo kunnen thans, zoals gezegd verschillende schudders ook kleine wiersen maken en kan men met verschillende harkkeerders ook breedkeren, wat iets op schudden begint te gelijken. De vroeger algemeen gemaakte indeling is in het nu volgende dan ook verlaten en door een, die met de constructie samenhangt vervangen. Vele hooibouwmachines kunnen twee 4'/2 of 5 voets zwaden tegelijk bewerken. Moet een machine schuin op de rijrichting worden gesteld dan vermindert de werk-

breedte vaak zodanig, dat er nog slechts één zwad kan worden bewerkt. Er zijn ook machines, die nooit meer dan één zwad tegelijk kunnen bewerken. Vooral bij de haspelschudders en de snelhooiers komt dit voor. Bij tegelijk maaien en spreiden is een éénzwadsmachine handig.

a. schudders

Schudders pakken het op de grond liggende gewas en trekken het bij het oppakken en omhoogwerpen uit elkaar. Door het omhoogwerpen komt het gewas luchtig op de stoppel te liggen. Er zijn verschillende oplossin-gen bekend, zodat er verschillende typen schudders zijn ontstaan, bijvoorbeeld trommelschudders, haspel-schudders, vorkjesschudders, cirkelschudders en schudders met heen en weer bewegende tanden. Elk van deze typen heeft zijn specifieke eigenschappen en daardoor zijn eigen plaats.
Typen, waarbij de haspel tegen de wielen in draait, rapen een tegen de grond geregend gewas veelal beter op dan typen, waarbij de tanden bij het oprapen in achterwaartse richting bewegen. Verder is het zo, dat hoe vaker er per gereden meter een stel tanden passeert, hoe beter en schoner het gewas zal worden opgepakt. Dit betekent, dat men het oppakken kan beinvloeden door met de trekker op een andere versnelling te gaan rijden. Typen, waarbij het gewas hoog opgeworpen wordt, zullen meer windgevoelig zijn dan typen, waarbij het gewas minder ver omhooggeworpen of door een kap geleid wordt.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina