Nederlandse index
Homepage
English index

 

1. draai de ontluchtingsschroef F van het brandstoffilter los, beweeg met de hand de hefboom van de voedingspomp, totdat de brandstof vrij van luchtbellen uit het ontluchtingsgat komt. Draai de plug weer vast.
2. verwijder de pluggen H en J van de brandstofpomp en bedien de voedingspomp nogmaals, totdat de brandstof vrij van luchtbellen uit het gat H komt. Draai plug H weer vast. Bedien daarna nogmaals de voedingspomp, totdat uit het gat J ook alleen brandstof komt. Draai daarna plug J weer vast.
3. los daarna de aansluitingsmoer bij elke verstuiver op. Laat de motor draaien door middel van de starter. Wanneer de brandstof ontwijkt vrij van luchtbellen, kan vervolgens de moer van de verstuiver weer worden vastgezet.
N.B. Het is mogelijk, dat de motor aanslaat, wanneer drie verstuivers zijn behandeld. Dit is niet schadelijk. De motor moet worden stilgezet, voordat de moer bij de verstuivers wordt vastgezet.

Fig. 7 Rechterzijde van de motor.

A. BRANDSTOFTANK.
B. HULPTANK..
C. ELEMENT VOOR KOUDE START.
D. INLAATSPRUITSTUK.
E. UITLAATSPRUITSTUK
F. STARTMOTOR
G. DYNAMO.
H. LUCHTFILTER.

 

 

BRANDSTOFPOMP, REGULATEUR EN VERSTUIVERS

Afstelling en controle van de brandstofpomp, mechanische regulateur en verstuivers moeten absoluut buiten de instructies voor het onderhoud worden gehouden. Deze werkzaamheden eisen speciale kennis en kunnen alleen worden uitgevoerd door een speciale service-monteur.

KOUDSTARTINSTALLATIE

De motor is uitgerust met een koudstartinrichting om voorverwarming te verkrijgen en een vergassing te bewerkstelligen in het inlaatspruitstuk en verbrandingsruimten, wanneer moet worden gestart bij temperaturen beneden 0° C. De eerste stand naar links van de contactsleutel H. bedient de koudstartinrichting in het inlaatspruitstuk, een kleine hoeveelheid brandstof vloeit uit het hulptankje naar de voor verwarmer, waar het wordt verdampt en wordt aangestoken door het element van de voorverwarmer.
In de tweede stand naar links gaat de startmotor draaien en de aangestoken brandstof wordt in de motor gezogen. Het gebruik van deze inrichting wordt beschreven in het trekkerinstructieboekje.

BRANDSTOFFILTER

Om de schadelijke bestanddelen te verhinderen in de werkende vitale delen van de brandstofpomp en verstuivers te komen, en die daar extra slijtage kunnen veroorzaken, is een brandstoffilter in het brandstofcircuit opgenomen.
Het filterelement, dat bestaat uit papier doortrokken met plastic, is niet uitwasbaar en moet na elke 480 werkuren worden vervangen door een nieuw.
Vóór het verwisselen van het filter moet de buitenzijde van het filterhuis goed worden schoongemaakt en de brandstofkraan worden dichtgedraaid. Draai de ontluchtingsplug los en draai de aftapkraan open om de brandstof uit het filterhuis te laten lopen. Draai de centrale bout los om het filterhuis van de kop te verwijderen.
Verwijder daarna het filterelement en gooi het weg. Reinig vervolgens grondig het filterhuis. zet een nieuw element in en neem een nieuwe rubber afdichtingsring. Plaats het filterhuis tegen de kop en schroef de bout stevig vast en sluit daarna de aftapplug (fig. 8).
Ontlucht tenslotte het hele brandstofsysteem, zoals reeds is beschreven.

Inhoudsopgave Naar pagina 18 en 19