PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

MEETTECHNIEK

 

De meetspil moet zonder ruimte in de meethuls draaien. Komt er na veel gebruik ruimte in, dan is deze er weer uit te halen door het aandraaien van de stelmoer. De schroefdraad kan een spoed hebben van 1 mm of van 1/2mm. We kunnen dit bij iedere micrometer zelf vlug bepalen, omdat de meettrommel, als we deze één omwenteling draaien, zich dan resp. 1 mm of 1/2 mm verplaatst. Het meetbereik van een micrometer is begrensd, omdat we anders een te lange meetspil en meettrommel zouden krijgen. Om nu toch een groot meetbereik te krijgen, kunnen we twee dingen doen:

1e. Een serie micrometers van b.v. 0—25 mm, 25—50 mm, 50—75 mm enz.

2e. Een grote microbeugel met verschillende meetstiften (zie fig. 5). Evenals bij andere manieren van meten speelt ook hier de druk waarmede het meetinstrument ingesteld wordt een grote rol. Om die druk altijd even groot te houden, is, op een enkele uitzondering na, elke micrometer voorzien van een fijnstel- of gevoelschroef. Als de druk op de meetspil zijn maximum waarde bereikt heeft, zal deze doordraaien of slippen. De meetspil blijft dan stilstaan.

Na verloop van tijd of bij het verwisselen van de meetstiften moet men de micrometer zuiver nastellen. Is het een micrometer van 0—25 mm, dan is het al heel eenvoudig. Als de micrometer „dicht" geschroefd wordt moet de nulstreep van de meettrommel in het verlengde van de deellijn op de meethuls staan, terwijl de voorkant van de meettrommel op de nulstreep van de meethuls moet staan. Is dat niet het geval, dan kan de meethuls of de meettrommel een beetje verdraaid worden. Bij sommige micrometers kan ook de vaste meetstift versteld worden. Bij grotere micrometers worden controlematen geleverd; hiermede kan men zuiver afstellen.

Het aflezen van de micrometer in metrische uitvoering Voor het aflezen van de maten gaat men als volgt te werk (zie fig. 6): Eerst wordt bepaald met welke micrometer men te doen heeft; b.v. van 9 mm tot 25 mm en met een spoed van 1/2 mm. We tellen nu het aantal mm-streepjes boven de horizontale lijn op de meethuls, hier dus 11. Dan kijken we onder de lijn en zien, in dit geval, dat er nog een streep te zien is voorbij de bovenste streep van 11 mm, dit is een 0,5 mm. Daarna kijken we naar de meettrommel en zien dat het 21e streepje op deze trommel precies voor de horizontale lijn van de huls staat, hetgeen dus overeenkomst met 0,21 mm. Totaal meten we dus:

11 mm
+ 0,5 mm
+ 0,21 mm
= 11,71 mm

 

Het aflezen van een micrometer in inch-uitvoering

Bij deze uitvoering heeft de meetspil meestal 40 gangen per inch. Op de meethuls is een verdeling aangebracht in 1/40 = 0,025" delen van een inch. Zo is de afstand van 0 tot 1 gelijk aan 1/10 inch, van 1 tot 2 weer 1/10 inch enz. De verdeling op de meettrommel loopt van 0 tot 25, elke afstand van streep tot streep is 1/40 X 1/25 = 0,001". Als we nu af gaan lezen kijken we eerst naar de meethuls (zie fig. 7). De 4 is zichtbaar, dus 0,4 inch. Onder de deelstreep is ook één streepje zichtbaar, dus 0,025 inch. De meettrommel staat op 20, dus 0,020 inch. In totaal dus:

0,400 inch
+ 0,025 inch
+ 0,020 inch
= 0,445 "

 

Blad 242b — Zie hierbij Afb. B 130

 

Blad 242a           Blad 242c

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010