CURSUS LANDBOUWTREKKERS

HOOFDSTUK XIX — LUCHTBANDEN

 

Als maten komen voor 6,00 x 16. Achter de breedte worden meestal twee nullen geplaatst daar ook de maten 6,25x16 voorkomen. 6,00 betekent dus 6 eng. duimen; 6,25 betekent 6 ¼ eng. duimen.

Voor de achterbanden komen de bandenmaten 10 x 38 of 8 x 24 enz. voor; hier worden de nullen achter het eerste cijfer meestal weggelaten daar hier geen tussenmaten voorkomen.

De velg van de lagedrukband is met een verdieping uitgevoerd waardoor het monteren en demonteren mogelijk gemaakt wordt zonder losse velgringen of andere hulpmiddelen. De velgranden zijn naar buiten gebogen zodat ze niet in de band kunnen dringen (fig. 8). De velgbreedte a is aangepast aan de bandenmaat.

De moderne trekkerbanden zijn z.g. wide base banden; hierbij is de hoogte kleiner dan de breedte b.v. van een 11 x 38 band is de breedte 11 " en de hoogte 9 ". Met de bandenspanning kan de verhouding tussen breedte en hoogte echter beïnvloed worden.

Een vrij hoge spanning, b.v. 1,5 atm., maakt dat de breedte niet veel verandert (fig. 9). Verlaagt men de spanning tot 1—1,2 atm. dan wordt het aanrakingsvlak met de grond groter (fig. 10).

Verlaging tot 0,8 atm. geeft een extra breed draagvlak en is alleen geschikt voor landwerk (fig. 11).

Lager dan 0,8 atm. gaat men niet daar dan de kans op canvasbreuk groot wordt en de mogelijkheid bestaat dat de velg t.o.v. de band gaat draaien (fig. 11). Dat dit bij normale spanning niet gebeurt ligt aan de uitvoering van de velg. Een velg met een vlakke bodem zal het beeld geven als in fig. 12 A; de verbinding tussen velg en band komt alleen aan de zijkant tot stand. Bij de velg met een iets oplopende bodem raakt ook de onderkant van de hiel tegen de velg en zal het doordraaien van velg t.o.v. de band minder gauw plaats vinden.

De binnenbanden worden met dezelfde maat als de buitenband aangegeven; echter kan het hierbij voorkomen, dat een binnenband voor meerdere maten buitenbanden geschikt is.

Bij de binnenbanden van de achterbanden wordt vaak een speciaal lucht en waterventiel (fig. 13) toegepast. Hierdoor is het mogelijk zowel lucht als water in de band te pompen (hierop bij anti-slipconstructie nader terug te komen). Het ventiel bestaat uit een ventielhuis , dat op de band geplakt kan worden; hierin zit een ventielhouder demonteerbaar bevestigd, die bij het vullen met water verwijderd wordt. In de ventielhouder is het binnenventiel aangebracht welke voor de afsluiting zorgdraagt. Een ventiel- of stofdop sluit het af.

Banden waarvan het loopvlak is afgesleten en waarvan het canvas nog goed is kunnen worden voorzien van een nieuw loopvlak.

Het opbrengen van een nieuw loopvlak kan op verschillende manieren geschieden, nl. door vulcaniseren, coveren en verzolen.

 

 

 

Blad 181 — Zie hierbij Afb. A 93

 

Blad 180           Blad 182

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010