PRAKTIJKCURSUS TREKKERMECANICIEN

KOPPELINGEN

 

Deze monteert men altijd met de korte kant van de naaf naar het vliegwiel toe. Men steekt dan de koppelingsas of een speciale hulpas door de koppelingsplaat, zodat deze zuiver gecentreerd ligt en dan pas monteert men de koppeling. De bouten, waarmede deze vastgezet wordt, haalt men kruisgewijze aan om geen onnodige spanningen te krijgen en te zorgen dat de koppelingsplaat toch zuiver in 't midden blijft. Het afstellen van de drukvingers of ring kan nu zuiver gebeuren, indien men over de afstelgegevens van de fabriek beschikt. De vingers moeten alle zuiver even hoog liggen en de drukring moet zuiver vlak liggen ten opzichte van vliegwiel of koppeling (fig. 5). Men kan dit ook meten door een stalen liniaal over de koppeling te leggen en kruiselings de eveneens benodigde speling te meten. Na het afstellen van de vingers moeten de boutjes weer geborgd worden. Na gehele montage van de trekker moet ook de vrije slag van het koppelingspedaal gesteld worden. Deze is meestal 25 tot 30 mm. Is deze vrije slag bijgesteld dan moet de speling van druklager of drukring ten opzichte van de drukvingers ongeveer 3 mm zijn.

 

b. F en S dubbele koppeling Afb. B 77

De demontage en montage van deze dubbele koppeling vraagt een bepaalde methode en men vindt hieronder een beschrijving en afstelgegevens van de typen: DO 22/16 K, DO 30/22 K en DO 38/30 K.

Nadat men de zes bevestigingsschroeven er uit gedraaid heeft kan de koppeling als één gesloten geheel uit 't vliegwiel genomen worden. Men heeft nu dus de complete koppeling en het is van belang dat men weet welke koppelingsplaat bijgesteld of vernieuwd moet worden. We zullen eerst het uitnemen en weer opbouwen van de motorkoppeling beschrijven. Voordat men de koppeling uit elkaar gaat nemen, moet men de verschillende drukplaten en ringen aan de buitenkant tekenen zodat, als men straks gaat opbouwen, men de tekens maar bij elkaar behoeft te leggen, om alles weer in z'n oorspronkelijke stand te krijgen.

Nu gaat men eerst de contramoeren van de zes spanbouten, die de complete koppeling bij elkaar houden, er af halen. Dan moeten de moeren van deze bouten kruisgewijze losgedraaid worden, net zo lang tot geen veerspanning meer voelbaar is. Men kan dan de zes bouten er uithalen en de drukplaat met de veren, de drukring en de eerste koppelingsplaat er uit lichten. Zijn de drukring of de koppelingsplaat versleten of erg beschadigd, dan moeten ze vernieuwd worden. Wil men de drukring zelf bijwerken, dan moet men er rekening mee houden, dat men niet meer dan 0,5 m/m maximaal van de drukring afhaalt (draaien of slijpen), daar anders straks de afstelling niet goed meer werkt.

Gaat men alles weer monteren dan heeft men speciaal gereedschap nodig. Dit bestaat uit een vlakke grondplaat met opgezette rand. In deze rand zitten uitsparingen om bij de moeren van de spanbouten te kunnen komen. In het hart van de grondplaat zit een gat waarin een centreerdoorn of hulpas past. Zie fig. 1, afb. B 77.

De koppelingsplaat wordt op z'n plaats gelegd, men legt de drukring er op en nu moeten de tekens, die we zelf aangebracht hadden, weer bij elkaar komen. De spanbouten worden er door gestoken en men gaat met de hand de moeren aandraaien totdat de veerspanning voelbaar is. De koppeling wordt nu op de zojuist genoemde grondplaat gelegd en de centreerdoorn of hulpas wordt er in geplaatst. Hierdoor komen de beide koppelingsplaten zuiver gecentreerd t.o.v. de koppeling en van elkaar te liggen. Nu gaat men de spanbouten kruisgewijze verder aandraaien totdat men over de hele omtrek gemeten de afstelling A bereikt heeft (zie fig. 1 en onderstaande tabel).

 

Blad 156b — Zie hierbij Afb. B 75 - B 76 - B 77

 

Blad 156a           Blad 156c

Inhoudsopgave

 





Copyright © Gerard Hoogendoorn 2000-2010