fig. 40-IX
De trommel heeft een aantal op de as bevestigde trom-melkruisen waarop 6-8 afwisselend links en rechts geribde slaglijsten of lijsten met tanden zijn bevestigd, fig. 38. De omtreksnelheid van de trommel is voor graan veelal ± 30 m/sec.
De trommel is zwaar gebouwd, o.a. met het oog op een gelijkmatig toerental. Door het grote gewicht en het hoge toerental is het nodig, dat de trommel zowel statisch als dynamisch is uitgebalanceerd. Is de balans niet goed, dan gaat de zware dorstrommel trillen, zodat de trommellagers snel verslijten en er kans op breuk en dus op een ernstig ongeluk is.
De mantel bestaat uit zware eindstukken met daartussen 10-15 mantellijsten. Deze vormen met de door de lijsten gestoken manteldraden een grove zeef, fig. 39, waardoor losgemaakt zaad kan ontwijken. Bij een goede afstelling valt vaak meer dan 80% van het zaad door de mantel. Achter aan de mantel zit een plaat of zeef, die er voor zorgt, dat het gewas in de goede richting wordt weggeworpen.
Het gewas wordt vooral door de slagen van de slaglijsten gedorst. Daarnaast speelt ook het wrijven van de aren over de mantellijsten en het wrijven en tegen elkaar botsen van de aren onderling een rol. Losgemaakt zaad, kaf, e.d. ontwijken grotendeels direct door de mantel.
Langer materiaal wordt met een restant zaad e.d. op de stroschudder geworpen. Bij een grotere snelheid van de slaglijsten komen de slagen harder aan en wordt er scherper gedorst dan bij een lagere. Tegelijk neemt de kans op korrelbeschadiging toe. Het gewas wordt door een ruimstaande mantel minder afgeremd dan door een nauwstaande en is daardoor korter aan de dorswerking blootgesteld. Er wordt in het eerste geval dus minder scherp gedorst, maar de kans op korrelbeschadiging is kleiner dan bij scherper dorsen. Indien men een deel van de mantel aan de binnenkant met een plaat afdekt schakelt men een aantal mantellijsten uit en wordt het gewas minder afgeremd en zal er minder scherp worden gedorst en minder kans op korrelbeschadiging zijn.