Nederlandse index
Homepage
English index

 

platform en transportorganen

De buitenverdeler is een wig, die het gewas scheidt, fig. 1. Dit scheiden moet voor het afknippen gebeurd zijn. Daarom moet de verdeler in een lang gewas hoog staan en moet de afweerstok wat verder naar buiten zijn gesteld dan bij een korter gewas. De verdeler kan ook om zijn langsas worden versteld; dit om het gewas meer of minder sterk naar het doek te geleiden of de scheidende werking te versterken. Staat hij naar binnen gedraaid dan is de wig smaller en de scheidende werking, maar ook het gevaar voor stropen geringer. Een vochtig gewas wil slecht over de verdeler schuiven, mede daarom past men algemeen een draaiende verdeler toe, fig. 3. Deze heeft een schroefgang om een legerend gewas te helpen oplichten, zodat het correct op het doek komt. Het is duidelijk dat de schroefgang van een verdeler voor een linkse binder anders moet zijn dan die voor een rechtse. Een verdeler moet zo zijn, dat hij het gewas met de schroefgang opricht en het naar het doek brengt. Een verkeerdom draaiende verdeler kan niet goed werken.
De vingerbalk heeft 3" vingerafstand; het mes maakt een slag van 3" of 6". De gemiddelde messnelheid is 1,2-1,5 m/sec., dus lager dan die bij een maaibalk. In graan kunnen, als er niet te veel taai groen materiaal in zit, met succes de langer scherp blijvende geribde mesjes worden gebruikt. In graszaad, e.d. is het veelal beter gladde mesjes te nemen.
De haspel, fig. 1, is een vijf- of zesarmige molen, waarvan de omtreksnelheid groter is dan de rijsnelheid. Hierdoor duwen de latten het gewas achterover, waardoor het goed op het platformdoek valt. Soms ziet men een stokkenhaspel. Deze heeft drie gestuurde stokken, die het gewas zo nodig oprichten en het achterover op het platform brengen, fig. 4.

 

fig. 2-IX

 

 

 

 

 

 

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina