Nederlandse index
Homepage
English index

 

kettingroosters voor de loofafvoer

De meeste grote aardappelrooimachines hebben aan de achterzijde een brede loofafvoerketting. Deze ketting is in de regel op dezelfde wijze geconstrueerd als de andere kettingen in de machine, enkel met dit verschil dat op regelmatige afstanden op de roosterstaven loofhaken zijn gemonteerd. Deze loofhaken zijn in de regel met rubber bekleed, evenals de roosterstaven zelf.
Bij een bepaalde machine zijn de staven van het loofafvoerrooster bekleed met rubberbuis met twee kanalen. In het ene kanaal is de staaf gestoken, het andere kanaal dient als luchtkussen waardoor hier wederom minder kans op beschadiging van de aardappelen ontstaat, fig. 31.

§ 4 gebruik en afstelling

Bij machinaal rooien is de kans op beschadiging steeds aanwezig. Bij de afstelling van de rooimachine moet hieraan dan ook steeds de nodige aandacht worden besteed.
Bovendien zijn niet alle aardappelrassen even gevoelig voor stootblauw, en zullen van nature ronde aardappelen geschikter zijn machinaal te rooien dan ovale of misvormde.
Door een goede diepteinstelling van de machine moet voorkomen worden dat er aardappelen worden doorgesneden en anderzijds dat er te veel grond mee wordt opgenomen.
De grond moet op de eerste roosterketting worden vastgehouden tot het eind van de ketting omdat deze grond dan als stootbuffer dient om blauw en kneusplekken te voorkomen.
De snelheid van de opvoerkettingen moet niet te groot zijn omdat ook daardoor kneuzingen kunnen ontsaan. Stootblauw kan worden voorkomen door het instellen van de juiste snelheid en door de machinedelen waarmee de aardappelen in aanraking komen zoveel mogelijk van plastic of rubber bescherming te voorzien. Ook moet nagegaan worden of de valhoogte in de machine niet te groot is. Eventueel kan deze val worden gebroken door rubberdraden of een rubberkleed.

 

§ 5 onderhoud en reparatie van aardappeloogst-machines

Aardappeloogstmachines werken veelal in droge grond, zodat de draaiende delen onder buitengewoon ongunstige omstandigheden verkeren. Dit heeft tot gevolg dat de slijtage van niet stofdicht opgesloten tandwielen,
kettingen e.d. hoog is en dat niet goed afgedichte lagers snel versleten zullen zijn.

fig. 31-X

 

 

 

Het is bij het onderhoud en de reparatie dan ook van belang elke niet voor 100% in orde zijnde afdichting door een nieuwe te vervangen. De kettingen moeten in elk geval aan het einde van het seizoen worden afgenomen en daarna worden gereinigd en gesmeerd. Het is hierbij van het grootste belang dat er geen vet aan de buitenkant van de ketting blijft zitten. Verschillende typen rooikettingen worden niet gesmeerd. Is een ketting te ver versleten, dan moet hij worden vervangen. Bij de loofklappers moet men behalve aan de aandrijving en de lagers, speciale aandacht aan de rotor besteden. Het is zaak nauwkeurig na te gaan of de kettingleden en de bevestiging van de kettingen of de klepels niet te ver ingesleten zijn. Men moet hen vooral tijdig vervangen; een losschietende ketting of klepel is ondanks de beschermkap levensgevaarlijk. Het wil wel eens gebeuren dat een van de loofheffers verbogen is. Deze moet dan, liefst koud, worden gericht. In ernstige gevallen is het vaak beter de loofheffer te vervangen; na richten is de sterkte toch vaak achteruitgegaan.
Bij de looftrekkers heeft men behalve met de aandrijving en de lagers, met trekrollen te maken. Het kan voorkomen dat een trekrol lek wordt. Men zal de betreffende rol dan moeten demonteren en het gat, mits het niet te groot is, met een zelfvulcaniserende stop of eventueel een pleister repareren. Is men hiervoor zelf niet ingericht, dan kan men dit werk vaak wel bij een bandenreparatie- of garagebedrijf laten doen.

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina