Nederlandse index
Homepage
English index

 

Door de draaiing is ook W1 verplaatst ten opzichte van W en werkt er een moment R1 X DW. De arm DW is korter dan WW1, waaruit volgt, dat het moment ten opzichte van W hier kleiner is geworden. Daarentegen wordt de arm CW van het moment K X CW bij verdere draaiing groter. Na de evenwichtstoestand, waarbij K X CW < R1 x WW1 geldt, bereikt te hebben wordt bij een verdere draaiing K X CW < R1 X WW1, waardoor de eg weer in tegengestelde richting gaat draaien. Door de massatraagheid zwaait de eg weer door de evenwichtsstand. Hierbij zal het weerstandspunt zich naar de andere zijde verplaatsen, daar de horizontale kracht K op het linkerdeel ook groter is, dan op het rechterdeel. Wij hebben reeds bij de ploeg gezien, dat wanneer de kracht K groter wordt ook de opwaartse verticale kracht V toeneemt. Het linkerdeel zal dus in dit geval minder in de grond drukken, dan het rechterdeel. Dit spel herhaalt zich dan links, dan rechts. Naarmate de eg meer tanden heeft wordt de schommeling meer gedempt en dus de resultante van de tandkrachten minder verplaatst. Dit is eveneens het geval als de tanden weinig weerstand ondervinden, dus op te losse grond. Bij het genoemde krachtenspel kunnen wij de aanspanningsketting ook met de slinger van een klok vergelijken, waarbij de eg de schijf met gewichten voorstelt, fig. 102. De lengte van de slinger is l. In de slinger grijpt de kracht K aan. G is het gewicht van de schijf. Men kan de krachten K en G tot een zijdelings wer-kende kracht Z samenstellen, die de schijf weer in de evenwichtsstand terug wil brengen. De schijf zwaait echter door zijn traagheid verder dan de evenwichtsstand. Nu is de slingertijd T van een slingering heen en weer T = 2 pie wortel l/g.. Hierin is g de versnelling van dezwaartekracht. Uit deze formule volgt, dat wanneer l een kwart wordt, de slingertijd wordt gehalveerd. D.w.z. het aantal schommelingen wordt twee keer zo groot. Bij een eg geeft dus een kortere ketting meer en kortere schommelingen dan een langere ketting.

 

aanspanning

Bij het bespreken van de krachten is naar voren gekomen, dat:
a. Een kortere aanspanning meer schommelingen
    geeft dan een langere, maar bij de laatste is de uit-
    slag groter.
b. Een hogere aanspanning geeft meer schommelin-
    gen dan een lagere, daar er minder tanden worden
    gebruikt en de gebruikte tanden meestal dieper in
    de grond grijpen. Bij een hoge aanspanning moet
    men om achteroverslaan van de trekker te voor-
    komen een steigerbegrenzing of een veiligheids-
    ketting gebruiken, fig. 103.
c. Bij een te lage aanspanning wordt de eg over de
    kop getrokken. Men kan het beste de ketting iets
    naar de trekker laten oplopen.

fig. 101-I       Krachten op een scheefstaande eg

fig. 102-I      Slingerkrachten

fig. 103-I      Aanspanning met veiligheidsketting

vorige pagina <<<       Inhoud       >>> volgende pagina